Home Reizen van Jan en Carla

Marokko

  21 – 29 april 2007

 

zaterdag 21 april: Amsterdam via Casablanca naar Fès>
Vandaag begint het avontuur: het ‘vriendinnenreisje’ met Olga vanwege onze 52-jarige vriendschapsband. Best spannend, want we hebben dit nog niet eerder gedaan. We ontmoeten elkaar op Schiphol, vanwaar we met Royal Air Maroc naar Fès zullen vliegen. Het vliegtuig vertrekt met een uur vertraging, wat betekent dat we 3 uur later in Casablanca geen tijd hebben om geld te wisselen/pinnen en het daar rennen is om het vliegtuig naar Fès nog te halen. Tot overmaat van ramp staat er niets aangegeven, dus loopt iedereen in de weinige tijd die we hebben als een kip zonder kop heen en weer. Maar we zitten toch nog op tijd in het kleine vliegtuig (46 plaatsen). Rond 19.00 uur plaatselijke tijd (in Nederland is het inmiddels 21.00 uur) komen we aan op het kleine, verlaten vliegveld van Fès waar we meteen onze eerste dirhams pinnen. Na enig oponthoud vanwege een niet gearriveerde koffer van een van de medereizigers gaan we naar ons hotel, dat aan de rand van de medina (oud arabisch stadsdeel) ligt. We eten in een aardig restaurantje: tajine met kip, pruimen, amandelen en sesam; een goed begin! Het restaurant ligt direct naast de Bab Boujeloud, de poort die de hoofdingang naar de medina is. De ene kant van de poort is blauw, de kleur van het aardewerk van Fès en de andere kant is groen, de kleur van de islam.

Fès is de oudste van Marokko’s koningssteden en is door de UNESCO tot werelderfgoed verklaard. De stad bestaat uit drie delen: Fès el-Bali, het historische hart, Fès el-Jedid, de koninklijke stad van de Meriniden en iets zuidelijker de moderne stad uit de tijd van het Franse protectoraat

zondag 22 april: Fès
We zijn in Marokko en het regent! Wanneer we na het ontbijt vertrekken voor een wandeling door de medina is het weliswaar droog, maar het blijft er wisselvallig uitzien. Omdat we maar één dag in Fès zijn zal een gids ons rondleiden, zodat we in korte tijd toch nog veel kunnen zien: een oude medersa (koranschool), een straatje waar de wol wordt geverfd en de Place Seffarine: het ketelmakersplein. Dan gaan we naar de Rue Dar Debagh met zijn dakterrassen. Van hier kijk je op een groot ommuurd terrein, waaruit een typische lucht komt. Dat is de leerlooierswijk Chouara. We krijgen een takje mint dat we onder onze neus moeten houden tegen de stank. Deze valt echter erg mee, waarschijnlijk omdat het zwaar bewolkt is en niet erg warm. In de gemetselde kuipen ontharen mannen de dierenvellen in kalkloog. Dan komen de vellen in baden met zuren om ze soepeler te maken, worden de vleesresten eraf geschaafd en worden de huiden ten slotte in de verfkuipen gedompeld. Vroeger werd er op de looiers neergekeken en ook nu staan ze nog steeds laag op de maatschappelijke ladder. De financiële vergoeding voor dit vreselijke werk is inmiddels wel verbeterd omdat anders bijna niemand dit smerige en ziekmakende werk nog wil doen. De mensen zijn volledig onbeschermd blootgesteld aan de kalk en zuren! Van een ARBO-dienst hebben ze hier kennelijk nog nooit gehoord.

                         

Vervolgens bezoeken we een weverij die gevestigd is in een oude karavaanserai en de Souk et-Attarine, de parfummarkt. Hier worden ook wierook en offerkaarsen verkocht, want vlakbij bevindt zich de Zawya Moulay Idriss II, het grafmonument van Idris II, die als de stichter van de stad Fès wordt beschouwd. Dit graf en de erbij aangesloten moskee zijn omgeven door een heilig district, de horm. Verder zien we de Place Nejjarine, met de nog steeds in gebruik zijnde Fontaine Nejjarine uit de 17e eeuw.

Tot slot gaan we nog naar een kruidenwinkel, waar je werkelijk alle kruiden, olie, smeerseltjes etc. kunt kopen voor het eten, de gezondheid en het uiterlijk.

            

De medina is een wirwar van straatjes, smal tot supersmal; sommige niet meer dan een flinke meter breed. De straatjes zijn ongelijk en soms heel donker, er lopen ook ezels en muildieren die ook af en toe wat laten vallen, en verder zijn de steegjes erg ongelijk. Kortom: goed kijken waar je loopt. De winkeltjes en handwerkplaatsjes zijn onooglijk klein. Vaak ook zitten bepaalde ambachten bij elkaar. We kopen noga en op het laatst scoor ik nog een hoedje voor de verzameling: een fez uit Fès! Halverwege de middag zijn we terug bij het hotel, maar voordat we de vermoeide voeten rust gunnen gaan we nog even op zoek naar water en iets te eten voor morgen onderweg. Dan op bed het dagboekje bijwerken terwijl we van de noga snoepen. Aan het eind van de middag gaan we met de taxi eerst naar het voormalig koninklijk paleis, dat verder niet te bezichtigen is. Vervolgens gaan we de mellah (joodse wijk) in en bezoeken we een kleine moskee. De wijk valt op door de vele balconnetjes. Nadat we vanaf een heuvel een blik over de oude stad hebben geworpen kijken we nog even bij de pottenbakkerijen, want Fès is beroemd om het aardewerk.

We eten met een klein groepje in een erg leuk restaurant, maar eerst gaan we nog het naast gelegen zeer poenige hotel in, waar we vanaf het balcon een mooi uitzicht hebben over de lichtjes van de stad. Het restaurant is een groot traditioneel en erg mooi ingericht huis. Het heeft iets van sprookjes-uit-1001-nacht. We krijgen een menu van de traditionele Marokkaanse gerechten. Op de tafel staan schaaltjes met olijven, dadels en vijgen. Dan harira (bekende Marokkaanse soep), waarbij een mierzoet koekje wordt geserveerd; een voor ons wat vreemde combinatie. Daarna diverse gekookte en lauw geserveerde groentenschotels zoals aubergine, paprika met bonen, tuinbonen, aardappelen, courgette en linzen. En dan pastilla: een korst van flinterdun filodeeg met een vulling van duivenvlees (vaak ook kip), amandelen en soms rozijnen of ei. De bovenkant is afgewerkt met poedersuiker en kaneel. Super!! En alsof het nog niet genoeg is nog couscous met kip en ingelegde citroen en als nagerecht sinaasappel met banaan. De eigenaar van het restaurant brengt ons persoonlijk naar ons hotel terug.

maandag 23 april: Van Fès via Azrou, Midelt, Errachidia en Erfoud naar Merzouga
De bus is drie kwartier te laat. Het vliegtuig was ook al te laat; Marokkaanse gewoonte? De zon schijnt, maar niet voor lang. In het plaatsje Azrou ontbijten we in de laatste zonnestralen. Het wordt grijs, guur en heel erg koud en het gaat ook nog regenen.

                       

Onderweg rijden we zelfs nog door een gebied waar sneeuw ligt. We drinken koffie in een kasba, even buiten Midelt en in Errachidia lunchen we met een verrukkelijk broodje tonijn. Als toegift krijgen we nog een schaaltje patat. Terug in de bus proeven we nog van koekjes die gemaakt zijn met dadels en vijgen. Na Errachidia wordt het steeds natter: het heeft heel veel geregend de laatste tijd en op verschillende plaatsen is de weg soms behoorlijk overstroomd. In Erfoud, een plaatsje aan de rand van de woestijn, staan de vijf 4-wheel drives al klaar. De bagage wordt overgeladen, want we zullen met deze wagens het laatste stuk naar Merzouga rijden. Voordat we instappen laten we ons bijna allemaal een lange sjaal aansmeren tegen het stof in de woestijn. Een rib uit ons lijf: 20 dirham (nog geen €2,-)! De rit door het woestijnzand heeft iets van een ralley; de chauffeurs crossen door het zand en doen een wedstrijdje. Niet echt lekker voor ons. Na vijf kwartier zigzaggen komen we in ons hotel in de woestijn: een lemen kasba. Erg leuk en stijlvol.

dinsdag 24 april: Merzouga
’s Morgens een tocht met de jeep door de woestijn. We zien de waterputten en zoeken naar fossielen. We zien een meer in de woestijn en bezoeken de nomaden, waar we op thee en brood getrakteerd worden. We komen bij een vrijwel niet meer in gebuik zijnde mijn waar men m.n. de stof delft waar kohl van gemaakt wordt en zien het vlakbij gelegen spookdorp, waar vroeger de mijnwerkers gewoond hebben. Overal waar de jeep stopt lijken de kinderen uit het niets te komen om ons allerlei souvenirs te verkopen. En ten slotte gaan we naar de Gnaoua, de afstammelingen van de negerslaven. Zij hebben een muziekgroep die de traditionele muziek van deze slaven weer in ere hersteld heeft. Begeleid door de trommel en grote metalen castagnetten zingen en dansen ze. Heel bijzonder. En ook hier weer mierzoete thee.

                             

                          

Aan het eind van de middag vertrekken we voor een kamelentocht van 2 uur door de zandduinen, naar een klein kampje van nomadententen aan de voet van Erg Chebbi. De Erg Chebbi bestaat uit parallel lopende duinen, 40 km lang en de hoogste zijn 170 m. De tocht op de kameel (eigenlijk dromedaris) is minder comfortabel dan die in Mali. Daar zaten we weliswaar op harde, houten zadels met de voeten in de nek van het dier, maar hier zitten we op zandzadels met een deken erover zonder steun voor de voeten. We voelen de liezen goed.

                          

De tocht is prachtig, overal waar je kijkt zijn er de zandheuvels. Het is een beetje surrealistisch. In het tentenkamp worden we ontvangen met muntthee. Daarna wordt er buiten muziek gemaakt en is het inmiddels helemaal donker geworden. Er zijn niet heel veel sterren, maar ze zijn wel heel helder. Het duurt erg (te) lang voor het eten klaar is, maar dan heb je ook wat: couscous met kip en groenten en stukken sinaasappel toe. Het is erg smakelijk, maar het kost wel moeite om het te eten: we zitten op kussens op de grond en we worden geacht het eten met behulp van stukken brood te eten; bord en bestek ontbreken. Lastig als je tegen de muur, een eindje van de tafel zit. Slapen doen we met zijn zessen in een tent. In de loop van de avond gaat het behoorlijk waaien en het zand waait door het tentdoek. Dus zand in je bed en zand in je haren en zand in …..nou ja, eigenlijk overal in.

woensdag 25 april: Van Merzouga naar Tinehir (Todrakloof)
We worden om 5.30 uur gewekt om de zonsopgang te kunnen zien. We lopen het duin tot halverwege op want de tijd ontbreekt om helemaal naar boven te klimmen omdat we een uur later weer zullen vertrekken op de rug van de kamelen.

      

Dit keer vaak steile stukjes naar beneden, waarbij je je behoorlijk schrap moet zetten. Tegen 9.00 uur zijn we terug bij het hotel. Het is erg lachwekkend zoals iedereen van de kameel komt: wijdbeens en de pijnkreten zijn niet van de lucht. Na een snelle douche en ontbijt rijden we weer met de jeeps naar Erfoud waar we met de bus verder gaan richting Tinehir. Onderweg stoppen we nog heel even bij een marktje, waar de vrouwen veelal in het zwart en gesluierd zijn en als de dood dat je een foto van ze maakt; ook als je dat helemaal niet van plan bent. In de Todrakloof gebruiken we de lunch. De wanden van de kloof zijn tot 300m hoog en gaan loodrecht naar boven. We maken een wandeling van een kleine twee uur door de oase, waar een gids ons vertelt over het bevloeiingssysteem van de vaak zeer kleine akkertjes en de gebruiken van de bewoners.

Bijna op het eind van de wandeling moeten de schoenen en sokken nog even uit omdat de dam in de rivier door de hevige regenval is weggeslagen: dat loopt niet lekker met je blote voeten op die kleine scherpe steentjes! Dan rijden we naar ons hotel in Tinehir. Het is een kasba van ± 200 jaar oud en de kamer ziet er sfeervol uit, maar het eten is er uitgesproken slecht.

donderdag 26 april: Van Tinehir via El-Kelaâ M’Gouna en Aït Benhaddou naar Marrakesh
Vandaag de laatste lange busetappe: naar Marrakesh. Onderweg komen we door de vallei van de 1000 kasba’s en het dorp dat bekend is om zijn rozen, El-Kelaâ M’Gouna. In de 10e eeuw brachten pelgrims van hun reis naar Mekka de roos mee. In het voorjaar worden de bloemen geplukt en de oogst, 3000 tot 4000 ton rozenblaadjes, wordt voor een deel gebruikt om rozenwater van te maken voor de binnenlandse markt. De rest wordt verwerkt en geëxporteerd voor de parfumindustrie. Overal is rozenwater, rozenzeep, rozenparfum, etc. te koop. Behalve de jongetjes die met rozenkransen langs de weg staan, zoals bij ons vroeger de kransen van narcissen bij de bollenvelden, is van rozen echter niets te bekennen,

’s Middags gaan we naar Aït Benhaddou, een lemen dorp dat bestaat uit een zevental kasba’s. Het is een van de best bewaarde kasba’s van Marokko en vormde ooit het decor voor verschillende films, zoals ‘Lawrence of Arabia’, ‘The Gladiator’ en ‘Jesus of Nazareth’. Via wat stapstenen gaan we een klein riviertje over, klimmen naar boven en lopen kris-kras door het labyrint van nauwe straatjes, gangen en trappen en verbazen ons over de prachtig versierde torens. Natuurlijk ook hier de onvermijdelijke souvenirshops. Terug over de stenen in het riviertje haalt Olga een nat voetje.

            

Dan verder naar Marrakesh. We moeten over de Tichkapas (2260 m), waar een enorm dichte mist hangt. Het zicht is op meerdere plaatsen niet meer dan 25 m. Langzaam kruipen we naar boven en dan gaat het toch bijna mis: de chauffeur moet uitwijken voor een vrachtwagen die de bocht te ruim neemt. We schampen een ‘sneeuwpaal’, maar gelukkig worden we niet helemaal van de weg gedrukt. En dat is maar goed ook, want het is behoorlijk diep daar beneden. Vroeg in de avond zijn we bij het hotel in Marrakesh: een verlopen en ongezellig uitziend hotel, maar het bed is schoon. ’s Avonds gaan we met het openbaar vervoer (bus) naar het Jemaa el-Fnaplein waar we helaas niet op het dakterras kunnen eten vanwege de wind. Terug nemen we een taxi.

vrijdag 27 april: Marrakesh
Eerst naar het Ensemble Artisinal waar kunstnijverheidsproducten gemaakt en tegen een vaste prijs verkocht worden. Handig om te weten hoe de prijzen liggen voordat we de soeks gaan verkennen. We slenteren uren door de soeks waar we onze ogen uitkijken, maar door het overweldigende aanbod zien we weinig wat we zouden willen kopen.

                     

Ook lopen we door straten en over pleintjes waar de ‘gewone’ markt is voor de Marokkanen. De mensen lopen er over het algemeen nog heel traditioneel gekleed bij; iets wat ik eigenlijk niet zo verwacht had.

                

We lunchen op een terras waar we van boven op het Jemaa el-Fnaplein kijken.

  

         

’s Middags willen we naar de Medersa Ben Youssef, maar ons wordt verteld dat hij gerestaureerd wordt en niet bezocht kan worden. We laten ons verleiden naar de leerververijen te gaan. Daarvoor lopen we eindeloos echter een, overigens zeer vriendelijke, man aan. De ververijen halen het niet bij die van Fès en we voelen ons dan ook behoorlijk beetgenomen. Daarbij wordt, na betaling door mij, nogal intimiderend gedaan omdat wij vinden dat dit genoeg moet zijn en nog een bijdrage van Olga dus niet door ons gegeven wordt. Behoorlijk vervelend. We besluiten dan om naar deTombeaux Saadiens te gaan, waar het razend druk blijkt te zijn. Dat is wat minder leuk, maar de rijkdom aan versiering blijft mooi. Een lekker ijsje hebben we na al dat lopen dus wel verdiend. Het nogal fors uitgevallen ijsje eten we in het park op. Dan weer terug naar het Ensemble Artisinal waar ik een tas en een ketting koop. Na een korte rustpauze in het hotel gaan we ’s avonds terug naar het plein met zijn kermisachtige sfeer: er wordt muziek gemaakt, naar colaflesjes gehengeld, er zijn slangenbezweerders, verhalenvertellers, mannen met aapjes, etc. etc. Verder zijn er eetstalletjes waar je op banken aan lange tafels kunt eten. Het heeft iets van de Pasar Malam. We eten op het dakterras van een restaurant en hebben zo een mooi uitzicht op het plein.

zaterdag 28 april: Marrakesh
Wederom met de bus naar Jemaa el-Fna en van daaruit lopen we naar de Medersa Ben Youssef, die inderdaad binnenkort gerestaureerd gaat worden, maar nu nog gewoon geopend is. Om de Medersa te vinden is nog niet zo makkelijk, want nergens staan bordjes. We hebben inmiddels geleerd dat we de weg het beste kunnen vragen aan de eigenaar van een winkeltje, want die kan toch niet weg. Vraag je het aan een willekeurige voorbijganger dan is de kans groot dat hij even mee (lees: om) loopt en dan geld wil hebben.

We kopen een combinatiekaartje voor de medersa en het museum: een goede keus! De Medersa Ben Youssef (14e eeuw) is een voorbeeld van Meridinische decoratiekunst. De versieringen zijn schitterend. De cederhouten portaaldeur heeft een getande kroonlijst, de gebedsruimte heeft een met prachtig stucwerk versierde mihrab (gebedsnis richting Mekka) en via een trap kom je bij galerijen en binnenplaatsen en zie je ook de kleine slaapkamers waar ooit ongeveer 900 studenten geslapen hebben. Dat moet ‘stapelen’ zijn geweest.

          

Vlakbij de Medersa ligt Dar Menebhi: museum Marrakech. Het is gevestigd in een voormalig vizierspaleis (19e eeuw) dat gebouwd is in arabisch moorse stijl. Het is werkelijk prachtig. De collectie is niet zo indrukwekkend, maar het gebouw is zeer de moeite waard. Na wat zoeken en vragen vinden we uiteindelijk ook de soek van de wolververs. Helaas is er niet zo veel meer van over.

We besluiten naar pâtisserie des Princes te gaan in een zijstraat van het grote plein, waar ze verrukkelijk uitziend gebak en Marokkaanse koekjes hebben. We verwennen onszelf met een groot glas verse jus d’orange en zoeken er zo’n heerlijk taartje bij uit. Het smaakt net zo lekker als het er uit ziet. Dan gaan we met de bus naar het hotel terug om halverwege de middag weer naar de tuin van Majorelle te lopen. De Franse kunstschilder, Majorelle, heeft deze tuin ooit aangelegd. Er staan vooral tropische gewassen en woestijnplanten. De kleur kobaltblauw wordt veelvuldig gebruikt o.a. voor gebouwen en muurtjes, in combinatie met citroengele, groene en lavendelkleurig geschilderde bloempotten. Het complex is nu van de Franse modeontwerper Yves Saint Laurant.

           

Op de terugweg pikken we ons laatste terrasje en gaan dan de tas inpakken voor ons vertrek morgen. ’s Avonds het afscheidsetentje met de hele groep met bedankje voor Janny, onze reisleidster. Zij heeft op haar beurt voor ieder van ons een sleutelhanger met een babouche (leren Marokkaanse pantoffel).

zondag 29 april: Marrakesh, terug via Casablanca naar Amsterdam
3.00 uur opstaan, ontbijten en naar het vliegveld. Wederom een vertraging, maar gelukkig kunnen we zonder rennen in Casablanca meteen overstappen. Eindelijk, rond 14.30 uur zien we Jan en Bart weer in de aankomsthal van Schiphol. Het was een erg geslaagde reis, zowel wat betreft het gezelschap van Olga als het land.

Summum

Home Reizen van Jan en Carla